Engelse synoniemen over ons - contact  

naar bijbehorend lemma

naar bijbehorend lemma

naar bijbehorend lemma

naar bijbehorend lemma

schedule

zelfstandig naamwoord

1 schedule

A temporally organized plan for matters to be attended to.

synoniemen: agenda, docket.

Nederlands: plan, agenda, dagindeling, programma, schema, tijdpad, tijdplan, tijdschema
Pools: porządek dzienny

2 schedule

An ordered list of times at which things are planned to occur.

Nederlands: planning, programma, cedel, ceel, dienstregeling, tabel, tafel
Pools: siatka, rozkład

werkwoord

1 schedule

Plan for an activity or event.

Nederlands: inroosteren

2 schedule

Make a schedule; plan the time and place for events.


Moby betekeniswoordenboek: active list, agenda, allocate, allot, appoint, approach, appropriate to, arrange, arrangement, assign, assign to, attack, batting order, bill, bill of fare, blacklist, blueprint, blueprinting, book, budget ... meer laten zien.

Vind elders meer over schedule: etymologie - rijmwoorden - Wikipedia.

debug info: 0.0409