Engelse synoniemen over ons - contact  

naar bijbehorend lemma

naar bijbehorend lemma

naar bijbehorend lemma

smasher

zelfstandig naamwoord

1 smasher

A person who smashes something.

Roget 792: thief, robber, homo triumliterarum [Lat.], pilferer, rifler, filcher, plagiarist.    spoiler, depredator, pillager, marauder; harpy, shark [Slang], ... meer laten zien

2 smasher

A very attractive or seductive looking woman.

synoniemen: beauty, dish, knockout, looker, lulu, mantrap, peach, ravisher, stunner, sweetheart.

Nederlands: beauty, bout, moot, schone, schoonheid, seksbom
Pools: laska, laseczka, lasencja, sztuka

3 smasher

A conspicuous success:
— That new Broadway show is a real smasher.

synoniemen: bang, hit, smash, strike.

Nederlands: klapper, knaller, succes, topper
Pools: hit, przebój


Vind elders meer over smasher: etymologie - rijmwoorden - Wikipedia.

debug info: 0.0311