Engelse synoniemen over ons - contact  

naar bijbehorend lemma

naar bijbehorend lemma

naar bijbehorend lemma

naar bijbehorend lemma

naar bijbehorend lemma

naar bijbehorend lemma

naar bijbehorend lemma

naar bijbehorend lemma

naar bijbehorend lemma

tug

zelfstandig naamwoord

1 tug

A sudden abrupt pull.

synoniem: jerk.

Roget 686: exertion, effort, strain, tug, pull, stress, throw, stretch, struggle, spell, spurt, spirt; stroke of work, stitch of work.    ... meer laten zien

Nederlands: ruk
Pools: szarpanina, tarmoszenie, darcie, szarpanie, szamotanie

2 tug

A powerful small boat designed to pull or push larger ships.

synoniemen: towboat, tower, tugboat.

Nederlands: duwboot, sleepboot, sleepvliegtuig, sleper, treiler
Pools: pchacz

werkwoord

1 tug

Pull hard.

2 tug

Strive and make an effort to reach a goal:
— She tugged for years to make a decent living.

synoniemen: drive, labor, labour, push.

Roget 686: exert oneself; exert one's energies, tax one's energies; use exertion.    labor, work, toil, moil, sweat, fag, drudge, slave, drag a lengthened chain, ... meer laten zien

3 tug

Tow (a vessel) with a tug.

4 tug

Carry with difficulty.

synoniemen: lug, tote.

Roget 285: draw, pull, haul, lug, rake, drag, tug, tow, trail, train; take in tow.    wrench, jerk, twitch, ... meer laten zien

Nederlands: meesjouwen, meeslepen, meesleuren, meetrekken, meezeulen, rondsjouwen, rondslepen, sjouwen, torsen, zeulen

5 tug

Move by pulling hard.

Nederlands: rukken

6 tug

Pull or strain hard at.

7 tug

Struggle in opposition.


Moby betekeniswoordenboek: adduct, adduction, affinity, allurement, attract, attractance, attraction, attractiveness, attractivity, back band, backstrap, battle, be magnetic, bearing rein, bellyband, bit, blinders, blinds, breeching, bridle ... meer laten zien.

Vind elders meer over tug: etymologie - rijmwoorden - Wikipedia.

debug info: 0.0739