Engelse synoniemen over ons - contact  

naar bijbehorend lemma

naar bijbehorend lemma

naar bijbehorend lemma

naar bijbehorend lemma

naar bijbehorend lemma

naar bijbehorend lemma

naar bijbehorend lemma

naar bijbehorend lemma

naar bijbehorend lemma

naar bijbehorend lemma

naar bijbehorend lemma

naar bijbehorend lemma

naar bijbehorend lemma

built

bijvoeglijk naamwoord

1 built

used of soaps or cleaning agents Having a substance (an abrasive or filler) added to increase effectiveness:
— The built liquid detergents.

synoniem: reinforced.


Moby betekeniswoordenboek: Junoesque, agreeable, amply endowed, assembled, becoming, bonny, braw, built for comfort, buxom, callipygian, callipygous, cast, comely, constructed, crafted, created, curvaceous, curvesome, curvilinear, curvy ... meer laten zien.

Vind elders meer over built: etymologie - rijmwoorden - Wikipedia.

build

zelfstandig naamwoord

1 build

Constitution of the human body.

synoniemen: body-build, habitus, physique.

Nederlands: bouw, figuur, gestalte, lichaamsbouw, lijn, postuur, statuur
Pools: figura, budowa ciała, kształty, postać, sylwetka, postura, linia, sylweta

2 build

Alternative names for the body of a human being.

synoniemen: anatomy, bod, chassis, figure, flesh, form, frame, human body, material body, physical body ... meer laten zien.

Roget 240: form, figure, shape; conformation, configuration; make, formation, frame, construction, cut, set, build, trim, cut of one's jib; ... meer laten zien

Nederlands: personage, vorm, afbeelding, cijfer, menselijk lichaam, vlees
Pools: soma

werkwoord

1 build

Make by combining materials and parts.

synoniemen: construct, make.

Roget 161: produce, perform, operate, do, make, gar, form, construct, fabricate, frame, contrive, manufacture; weave, ... meer laten zien

Roget 240: form, shape, figure, fashion, efform, carve, cut, chisel, hew, cast; rough hew, rough cast; sketch; block out, ... meer laten zien

Nederlands: bouwen, timmeren

2 build

Form or accumulate steadily:
— Pressure is building up at the Indian-Pakistani border.

synoniemen: build up, progress, work up.

Nederlands: doorzetten, verhevigen

3 build

Build or establish something abstract:
— Build a reputation.

synoniem: establish.

4 build

Improve the cleansing action of.

5 build

Order, supervise, or finance the construction of.

6 build

Give form to, according to a plan.

7 build

Be engaged in building.

8 build

Found or ground.

9 build

Bolster or strengthen:
— Build up confidence.

synoniemen: build up, ramp up, work up.

10 build

Develop and grow.


Moby betekeniswoordenboek: Platonic form, Platonic idea, add to, aesthetic form, aggrandize, amplify, anatomy, archetype, architectonics, architecture, arrangement, art form, assemble, augment, base, bloat, blow up, bod, body, body-build ... meer laten zien.

Vind elders meer over build: etymologie - rijmwoorden - Wikipedia.

debug info: 0.0906