Engelse synoniemen over ons - contact  

naar bijbehorend lemma

naar bijbehorend lemma

naar bijbehorend lemma

naar bijbehorend lemma

naar bijbehorend lemma

buckle

zelfstandig naamwoord

1 buckle

Fastener that fastens together two ends of a belt or strap; often has loose prong.

Roget 45: vinculum, link; connective, connection; junction etc. 43; bond of union, copula, hyphen, intermedium; bracket; bridge, stepping-stone, ... meer laten zien

Roget 248: winding etc. v.; convolution, involution, circumvolution; wave, undulation, tortuosity, anfractuosity; sinuosity, sinuation; meandering, ... meer laten zien

Nederlands: gesp
Pools: klamra, sprzÄ…czka

2 buckle

A shape distorted by twisting or folding.

synoniem: warp.

Nederlands: scheeftrekking, vervorming, schering

werkwoord

1 buckle

Fasten with a buckle or buckles.

synoniem: clasp.

Roget 43: join, unite; conjoin, connect; associate; put together, lay together, clap together, hang together, lump together, hold together, piece together [Fr.], tack together, fix together, ... meer laten zien

2 buckle

Fold or collapse:
— His knees buckled.

synoniem: crumple.

3 buckle

Bend out of shape, as under pressure or from heat:
— The highway buckled during the heat wave.

synoniemen: heave, warp.

Nederlands: kromtrekken, trekken


Moby betekeniswoordenboek: anamorphism, anamorphosis, articulate, asymmetry, batten, batten down, bend, bolt, bulge, butt, button, catch, cave in, clasp, cleat, clip, collapse, contort, contortion, crook ... meer laten zien.

Vind elders meer over buckle: etymologie - rijmwoorden - Wikipedia.

buckled

bijvoeglijk naamwoord

Roget 248: convoluted; winding, twisted etc. v.; tortile, tortive; wavy; undated, undulatory; circling, snaky, snake-like, ... meer laten zien

Vind elders meer over buckled: etymologie - rijmwoorden - Wikipedia.

debug info: 0.0787