Engelse synoniemen over ons - contact  

naar bijbehorend lemma

naar bijbehorend lemma

naar bijbehorend lemma

naar bijbehorend lemma

mar

zelfstandig naamwoord

1 Mar

The month following February and preceding April.

synoniem: March.

Nederlands: lentemaand, maart
Pools: marzec

2 mar

A mark or flaw that spoils the appearance of something (especially on a person's body).

synoniemen: blemish, defect.

Pools: stempel, znamiÄ™

werkwoord

1 mar

Make imperfect:
— Nothing marred her beauty.

synoniemen: deflower, impair, spoil, vitiate.

Roget 706: hinder, impede, filibuster [U.S.], impedite, embarrass.    keep off, stave off, ward off; obviate; avert, antevert; turn aside, draw off, ... meer laten zien

Nederlands: bederven, ontluisteren, ontsieren

2 mar

Destroy or injure severely.

synoniem: mutilate.

Roget 241: deface [Destroy form], disfigure, deform, mutilate, truncate; derange etc. 61; blemish, mar.   


bijvoeglijk naamwoord

Roget 659: unimproved etc. (improve) etc. 658; deteriorated etc. v.; altered, altered for the worse; injured etc. v.; ... meer laten zien

Moby betekeniswoordenboek: be all thumbs, blemish, blight, blot, blunder, blunder away, blunder into, blunder on, blunder upon, boggle, botch, bruise, bumble, bungle, butcher, check, cicatrize, commit a gaffe, crack, craze ... meer laten zien.

Vind elders meer over mar: etymologie - rijmwoorden - Wikipedia.

debug info: 0.0382