Engelse synoniemen over ons - contact  

naar bijbehorend lemma

naar bijbehorend lemma

disadvantage

zelfstandig naamwoord

1 disadvantage

The quality of having an inferior or less favorable position.

Roget 619: evil, ill, harm, hurt.   , mischief, nuisance; machinations of the devil, Pandora's box, ills that flesh is heir to.    blow, buffet, stroke, scratch, bruise, ... meer laten zien

Roget 647: inexpedience, inexpediency; undesirableness, undesirability etc. adj.; discommodity, impropriety; unfitness etc. (disagreement) 24; inutility etc. ... meer laten zien

Nederlands: keerzij, keerzijde, min, minpunt, nadeel, opdonder, schaduwkant, schaduwzijde, tegenvaller

werkwoord

1 disadvantage

Put at a disadvantage; hinder, harm:
— This rule clearly disadvantages me.

synoniemen: disfavor, disfavour.

Nederlands: benadelen, duperen, laederen, pakken, schaden, vergrijpen


Moby betekeniswoordenboek: abuse, ado, afflict, aggrieve, annoyance, anxiety, bar, befoul, besetment, bewitch, blight, blocking, bother, burden, burthen, can of worms, cargo, charge, condemn, corrupt ... meer laten zien.

Vind elders meer over disadvantage: etymologie - rijmwoorden - Wikipedia.

debug info: 0.0305