Engelse synoniemen over ons - contact  

naar bijbehorend lemma

naar bijbehorend lemma

naar bijbehorend lemma

naar bijbehorend lemma

naar bijbehorend lemma

naar bijbehorend lemma

naar bijbehorend lemma

naar bijbehorend lemma

naar bijbehorend lemma

naar bijbehorend lemma

naar bijbehorend lemma

rig

zelfstandig naamwoord

1 rig

Gear (including necessary machinery) for a particular enterprise.

Roget 962: libertine; voluptuary etc. 954.1; rake, debauchee, loose fish, rip, rakehell, fast man; intrigant, gallant, seducer, fornicator, ... meer laten zien

Roget 840: amusement, entertainment, recreation, fun, game, fun and games; diversion, divertissement; reaction, solace; pastime, passetemps [Fr.], sport; ... meer laten zien

2 rig

A truck consisting of a tractor and trailer together.

synoniemen: articulated lorry, semi, tractor trailer, trailer truck, trucking rig.

3 rig

Formation of masts, spars, sails, etc., on a vessel.

synoniem: rigging.

Roget 633: machinery, mechanism, engineering.    instrument, organ, tool, implement, utensil, machine, engine, lathe, gin, mill; air engine, ... meer laten zien

Nederlands: tuigage, zeilwerk

4 rig

A set of clothing (with accessories).

synoniemen: getup, outfit, turnout.

Nederlands: opstaan, outfit, tenue

5 rig

Gear used in fishing.

synoniemen: fishing gear, fishing rig, fishing tackle, tackle.

Nederlands: stek, tuig, vistuig, want

6 rig

A vehicle with wheels drawn by one or more horses.

synoniemen: carriage, equipage.

Roget 272: vehicle, conveyance, carriage, caravan, van; common carrier; wagon, waggon, wain, dray, cart, lorry.    truck, tram; ... meer laten zien

Nederlands: wagon, break, brik, janplezier, rijtuig
Pools: ekwipaż

7 rig

The act of swindling by some fraudulent scheme.

synoniemen: cheat, swindle.

Nederlands: zwendel

werkwoord

1 rig

Arrange the outcome of by means of deceit:
— Rig an election.

synoniem: set up.

Roget 225: invest; cover etc. 223; envelope, lap, involve; inwrap, enwrap; wrap; fold up, wrap up, lap up, muffle up; ... meer laten zien

Nederlands: harden, leiden, regelen, schikken, verstrikken

2 rig

Manipulate in a fraudulent manner:
— Rig prices.

synoniem: manipulate.

3 rig

Connect or secure to.

4 rig

Equip with sails or masts:
— Rig a ship.

synoniemen: set, set up.

Roget 673: prepare; get ready, make ready; make preparations, settle preliminaries, get up, sound the note of preparation.    set in order, put in order etc. (arrange) 60; forecast ... meer laten zien

Nederlands: optakelen, optuigen, tuigen


Moby betekeniswoordenboek: Dalai Lama, Holy Roman Emperor, Inca, Kaiser, accouter, accouterments, adulterate, angle, antic, apparatus, appliances, appoint, appointments, appurtenances, ardri, arm, armament, ballet skirt, bamboozle, bey ... meer laten zien.

Vind elders meer over rig: etymologie - rijmwoorden - Wikipedia.

debug info: 0.0759