Engelse synoniemen over ons - contact  

naar bijbehorend lemma

naar bijbehorend lemma

naar bijbehorend lemma

inform

werkwoord

1 inform

Impart knowledge of some fact, state of affairs, or event to.

Roget 527: tell; inform, inform of; acquaint, acquaint with; impart, impart to; make acquaintance with, apprise, advise, enlighten, awaken; transmit.    ... meer laten zien

Nederlands: informeren, inlichten, verwittigen, voorlichten

2 inform

Give character or essence to.

3 inform

Act as an informer.

Nederlands: verklikken, informeren


Moby betekeniswoordenboek: acquaint, advertise, advertise of, advise, animate, announce, apprise, babble, be indiscreet, be unguarded, betray, betray a confidence, blab, blabber, blurt, blurt out, break the news, brief, bring word, broaden the mind ... meer laten zien.

Vind elders meer over inform: etymologie - rijmwoorden - Wikipedia.

debug info: 0.0411