Engelse synoniemen over ons - contact  

naar bijbehorend lemma

naar bijbehorend lemma

naar bijbehorend lemma

naar bijbehorend lemma

naar bijbehorend lemma

speak

werkwoord

1 speak

Express in speech.

synoniemen: mouth, talk, utter, verbalise, verbalize.

2 speak

Exchange thoughts; talk with.

synoniem: talk.

Nederlands: converseren, hebben, praten, spreken

3 speak

Use language:
— The prisoner won't speak.
— They speak a strange dialect.

synoniem: talk.

Nederlands: spreken

4 speak

Give a speech to.

synoniem: address.

5 speak

Make a characteristic or natural sound.


Moby betekeniswoordenboek: accost, acquaint, act for, address, admonish, advert to, advertise, advertise of, advise, affect, affirm, allege, allude to, announce, annunciate, apostrophize, appeal to, apprise, approach, argue ... meer laten zien.

Vind elders meer over speak: etymologie - rijmwoorden - Wikipedia.

debug info: 0.0819