Engelse synoniemen over ons - contact  

naar bijbehorend lemma

naar bijbehorend lemma

naar bijbehorend lemma

naar bijbehorend lemma

retail

zelfstandig naamwoord

1 retail

The selling of goods to consumers; usually in small quantities and not for resale.

Nederlands: detailhandel, in 't klein verkopen
Pools: detal

werkwoord

1 retail

Be sold at the retail level.

Roget 73: disperse, scatter, sow, broadcast, disseminate, diffuse, shed, spread, bestrew, overspread, dispense, disband, disembody, ... meer laten zien

Roget 527: tell; inform, inform of; acquaint, acquaint with; impart, impart to; make acquaintance with, apprise, advise, enlighten, awaken; transmit.    ... meer laten zien

Roget 796: sell, vend, dispose of, effect a sale; sell over the counter, sell by auction etc. n.; dispense, retail; deal in etc. 794; sell off, ... meer laten zien

2 retail

Sell on the retail market.

bijwoord

1 retail

At a retail price.


bijvoeglijk naamwoord

Roget 794: commercial, mercantile, trading; interchangeable, marketable, staple, in the market, for sale.    wholesale, retail.   

Moby betekeniswoordenboek: battologize, be in, bestrew, bill of sale, broadcast, business, carry, circumfuse, close out, commercial, convert into cash, cut under, deal in, deal out, demand, diffract, diffuse, dispense, disperse, dispread ... meer laten zien.

Vind elders meer over retail: etymologie - rijmwoorden - Wikipedia.

debug info: 0.0406