Engelse synoniemen over ons - contact  

naar bijbehorend lemma

naar bijbehorend lemma

naar bijbehorend lemma

naar bijbehorend lemma

naar bijbehorend lemma

linger

werkwoord

1 linger

Remain present although waning or gradually dying.

Nederlands: aanslepen, treuzelen

2 linger

Be about.

synoniemen: footle, hang around, lallygag, loaf, loiter, lollygag, lounge, lurk, mess about, mill about ... meer laten zien.

Roget 275: move slowly etc. adv.; creep, crawl, lag, slug, drawl, linger, loiter, saunter; plod, trudge, stump along, ... meer laten zien

Roget 133: be late etc. adj.; tarry, wait, stay, bide, take time; dawdle etc. (be inactive) 683; linger, loiter; ... meer laten zien

Nederlands: afwachten, lanterfanten, rondhangen, talmen, treuzelen, voortslepen

3 linger

Leave slowly and hesitantly.

synoniem: tarry.

4 linger

Take one's time; proceed slowly.

synoniem: dawdle.

Nederlands: beiden, dralen, dreutelen, lijmen, lijntrekken, neutelen, talmen, teuten, treuzelen, tutten

5 linger

Move to and fro:
— The shy student lingered in the corner.

synoniem: hover.


Moby betekeniswoordenboek: abide, amble, await, bide, bide the issue, carry on, cease not, continue, crawl, creep, dally, dawdle, delay, diddle, dillydally, dither, doodle, drag, drag along, drag on ... meer laten zien.

Vind elders meer over linger: etymologie - rijmwoorden - Wikipedia.

debug info: 0.05