Engelse synoniemen over ons - contact  

naar bijbehorend lemma

naar bijbehorend lemma

naar bijbehorend lemma

naar bijbehorend lemma

naar bijbehorend lemma

tinsel

zelfstandig naamwoord

1 tinsel

A showy decoration that is basically valueless.

Roget 851: vulgarity, vulgarism; barbarism, Vandalism, Gothicism; mauvis gout [Fr.], bad taste; gaucherie, awkwardness, want of tact; ill-breeding etc. (discourtesy) 895.    ... meer laten zien

Roget 847: ornament, ornamentation, ornamental art; ornature, ornateness; adornment, decoration, embellishment; architecture; jewelry etc. 847.1. [surface coatings for wood: list] garnish, ... meer laten zien

Roget 545: deception; falseness etc. 544; untruth etc. 546; imposition, imposture; fraud, deceit, guile; fraudulence, fraudulency; ... meer laten zien

Roget 420: light, ray, beam, stream, gleam, streak, pencil; sunbeam, moonbeam; aurora.    day; sunshine; light of day, light of heaven; ... meer laten zien

Nederlands: tierelantijn

2 tinsel

A thread with glittering metal foil attached.

Nederlands: engelenhaar

werkwoord

1 tinsel

Impart a cheap brightness to.

2 tinsel

Adorn with tinsel.

3 tinsel

Interweave with tinsel.


bijvoeglijk naamwoord

Roget 545: deceived etc. v.; deceiving &c.; cunning etc. 702; prestigious, prestigiatory; deceptive, deceptious; deceitful, ... meer laten zien

Moby betekeniswoordenboek: affected, apocryphal, apparent, artificial, assumed, bastard, bead, bejewel, beribbon, bespangle, blatant, blink, blinking, bogus, bravery, brazen, brummagem, cheat, chiffon, chintzy ... meer laten zien.

Vind elders meer over tinsel: etymologie - rijmwoorden - Wikipedia.

debug info: 0.0388