Engelse synoniemen over ons - contact  

naar bijbehorend lemma

naar bijbehorend lemma

naar bijbehorend lemma

naar bijbehorend lemma

naar bijbehorend lemma

naar bijbehorend lemma

brood

zelfstandig naamwoord

1 brood

The young of an animal cared for at one time.

Roget 102: multitude; numerous etc. adj.; numerosity, numerality; multiplicity; profusion etc. (plenty) 639; legion, host; great number, ... meer laten zien

Roget 167: posterity, progeny, breed, issue, offspring, brood, litter, seed, farrow, spawn, spat; family, grandchildren, ... meer laten zien

Nederlands: nest, nageslacht, legsel, gebroed, uitbroeden, broeden, piekeren, broed, broedsel

werkwoord

1 brood

Think moodily or anxiously about something.

synoniem: dwell.

Nederlands: dubben

2 brood

Hang over, as of something threatening, dark, or menacing:
— The terrible vision brooded over her all day long.

synoniemen: bulk large, hover, loom.

3 brood

Be in a huff and display one's displeasure.

synoniemen: pout, sulk.

4 brood

Be in a huff; be silent or sullen.

synoniemen: grizzle, stew.

5 brood

Sit on (eggs):
— Birds brood.

synoniemen: cover, hatch, incubate.

Nederlands: broeden


Moby betekeniswoordenboek: agonize, animal kingdom, be abstracted, be gravid, be knocked up, be pregnant, be with child, blood, breed, carry, carry young, chew the cud, children, clan, class, clock, clutch, consider, contemplate, cover ... meer laten zien.

Vind elders meer over brood: etymologie - rijmwoorden - Wikipedia.

debug info: 0.0552