Engelse synoniemen over ons - contact  

naar bijbehorend lemma

naar bijbehorend lemma

naar bijbehorend lemma

naar bijbehorend lemma

naar bijbehorend lemma

naar bijbehorend lemma

naar bijbehorend lemma

naar bijbehorend lemma

naar bijbehorend lemma

naar bijbehorend lemma

naar bijbehorend lemma

naar bijbehorend lemma

naar bijbehorend lemma

naar bijbehorend lemma

naar bijbehorend lemma

naar bijbehorend lemma

naar bijbehorend lemma

naar bijbehorend lemma

spat

zelfstandig naamwoord

1 spat

A quarrel about petty points.

synoniemen: bicker, bickering, fuss, pettifoggery, squabble, tiff.

Roget 167: posterity, progeny, breed, issue, offspring, brood, litter, seed, farrow, spawn, spat; family, grandchildren, ... meer laten zien

Roget 713: disagreement etc. 24; discord, disaccord, dissidence, dissonance; jar, clash, shock; jarring, jostling etc. v.; ... meer laten zien

Nederlands: gekibbel, gekrakeel

2 spat

A cloth covering (a legging) that covers the instep and ankles.

synoniem: gaiter.

Nederlands: soort spatbord, overschoen

3 spat

A young oyster or other bivalve.

werkwoord

1 spat

Come down like raindrops.

2 spat

Become permanently attached.

3 spat

Strike with a sound like that of falling rain.

4 spat

Clap one's hands or shout after performances to indicate approval.

synoniemen: acclaim, applaud, clap.

Nederlands: juichen, applaudiseren, toejuiching, uitroepen tot, uitroepen, applaudisseren, klappen

5 spat

Engage in a brief and petty quarrel.

6 spat

Spawn.

7 spat

Clap one's hands together.

synoniem: clap.


Moby betekeniswoordenboek: altercate, altercation, argument, beef, bicker, bickering, blood feud, box, brawl, broil, brood, buffet, burst, caterwaul, chop, clutch, contention, controversy, differ, dispute ... meer laten zien.

Vind elders meer over spat: etymologie - rijmwoorden - Wikipedia.

spit

zelfstandig naamwoord

1 spit

A narrow strip of land that juts out into the sea.

synoniem: tongue.

Roget 253: sharpness etc. adj.; acuity, acumination; spinosity.    point, spike, spine, spicule [Biol.], spiculum; needle, hypodermic needle, tack, ... meer laten zien

Pools: przesyp, mierzeja

2 spit

A clear liquid secreted into the mouth by the salivary glands and mucous glands of the mouth; moistens the mouth and starts the digestion of starches.

synoniemen: saliva, spittle.

Nederlands: jodenlijm, speeksel, spuug, zever
Pools: ślinka

3 spit

A skewer for holding meat over a fire.

Nederlands: vleespen, vleespin

4 spit

The act of spitting (forcefully expelling saliva).

synoniemen: expectoration, spitting.

Nederlands: het spuwen, het fluimen, expectoratie
Pools: plucie, spluwanie

werkwoord

1 spit

Expel or eject (saliva or phlegm or sputum) from the mouth.

synoniemen: ptyalise, ptyalize, spew, spue.

Roget 297: give exit, give vent to; let out, give out, pour out, squeeze out, send out; dispatch, despatch; exhale, excern, excrete; embogue; secrete, ... meer laten zien

Roget 260: open, ope, gape, yawn, bilge; fly open.    perforate, pierce, empierce, tap, bore, drill; mine etc. ... meer laten zien

Roget 348: flow, run; meander; gush, pour, spout, roll, jet, well, issue; drop, drip, dribble, plash, ... meer laten zien

Nederlands: speeksel, spuug, kwalsteren, kwatten, spugen, spuwen, tuffen

2 spit

Utter with anger or contempt.

synoniem: spit out.

3 spit

Rain gently.

synoniemen: patter, pitter-patter, spatter, sprinkle.

4 spit

Drive a skewer through.

synoniem: skewer.


Moby betekeniswoordenboek: andiron, assibilate, assibilation, auger, bayonet, bill, bite, bore, breakwater, broach, buzz, cape, chain, chersonese, clack, click, clone, coal tongs, color, copy ... meer laten zien.

Vind elders meer over spit: etymologie - rijmwoorden - Wikipedia.

debug info: 0.1391