Engelse synoniemen over ons - contact  

naar bijbehorend lemma

naar bijbehorend lemma

naar bijbehorend lemma

naar bijbehorend lemma

naar bijbehorend lemma

naar bijbehorend lemma

naar bijbehorend lemma

flock

zelfstandig naamwoord

1 flock

A church congregation guided by a pastor.

2 flock

A group of birds.

Nederlands: koppel

3 flock

often followed by `of' A large number or amount or extent.

synoniemen: batch, deal, good deal, great deal, hatful, heap, lot, mass, mess, mickle ... meer laten zien.

Roget 72: assemblage; collection, collocation, colligation; compilation, levy, gathering, ingathering, muster, attroupement; team; concourse, conflux, congregation, ... meer laten zien

Roget 102: multitude; numerous etc. adj.; numerosity, numerality; multiplicity; profusion etc. (plenty) 639; legion, host; great number, ... meer laten zien

Nederlands: bende, berg, boel, bom, bulk, bups, een groot aantal, hoop, kluit, kwak ... meer laten zien
Pools: legion, zastęp, armia, tabun

4 flock

An orderly crowd.

synoniem: troop.

Pools: trzoda

5 flock

A group of sheep or goats.

synoniem: fold.

Roget 997: laity, flock, fold, congregation, assembly, brethren, people; society [U.S.].    temporality, secularization.    layman, civilian; parishioner, catechumen; ... meer laten zien

Nederlands: kudde
Pools: kierdel

werkwoord

1 flock

Move as a crowd or in a group.

2 flock

Come together as in a cluster or flock.

synoniemen: clump, cluster, constellate.

Roget 72: assemble [be or come together], collect, muster; meet, unite, join, rejoin; cluster, flock, swarm, surge, stream, herd, ... meer laten zien


Moby betekeniswoordenboek: a mass of, a world of, army, assemble, assembly, band, band together, bang, bangs, bevy, body, brethren, bunch, charm, chip, churchgoers, class, cloud, cluster, clutter ... meer laten zien.

Vind elders meer over flock: etymologie - rijmwoorden - Wikipedia.

debug info: 0.0433