Engelse synoniemen over ons - contact  

naar bijbehorend lemma

naar bijbehorend lemma

naar bijbehorend lemma

omnibus

zelfstandig naamwoord

1 omnibus

An anthology of articles on a related subject or an anthology of the works of a single author.

Nederlands: omnibus

2 omnibus

A vehicle carrying many passengers; used for public transport.

synoniemen: autobus, bus, charabanc, coach, double-decker, jitney, motorbus, motorcoach, passenger vehicle.

Roget 266: travel; traveling etc. v.. wayfaring, campaigning.    journey, excursion, expedition, tour, trip, grand tour, circuit, peregrination, ... meer laten zien

Roget 272: vehicle, conveyance, carriage, caravan, van; common carrier; wagon, waggon, wain, dray, cart, lorry.    truck, tram; ... meer laten zien

Nederlands: klein busje, autobus, bus, dubbeldekker, omnibus
Pools: autobus

bijvoeglijk naamwoord

1 omnibus

Providing for many things at once.


Moby betekeniswoordenboek: Festschrift, absolute, across-the-board, aggregate, album, all, all-comprehensive, all-embracing, all-encompassing, all-inclusive, all-out, all-pervading, ana, analects, anthology, autobus, beauties, blanket, born, broad-based ... meer laten zien.

Vind elders meer over omnibus: etymologie - rijmwoorden - Wikipedia.

debug info: 0.033