Engelse synoniemen over ons - contact  

naar bijbehorend lemma

naar bijbehorend lemma

naar bijbehorend lemma

naar bijbehorend lemma

naar bijbehorend lemma

sluice

zelfstandig naamwoord

1 sluice

Conduit that carries a rapid flow of water controlled by a sluicegate.

synoniemen: penstock, sluiceway.

Roget 350: conduit, channel, duct, watercourse, race; head race, tail race; abito, aboideau, aboiteau [Fr.], bito; acequia, acequiador, acequiamadre; ... meer laten zien

Roget 348: running water.    jet, spirt, spurt, squirt, spout, spray, splash, rush, gush, jet d'eau [Fr.]; sluice.    water spout, water fall; ... meer laten zien

Roget 295: egress, exit, issue; emersion, emergence; outbreak, outburst; eruption, proruption; emanation; egression; evacuation; exudation, transudation; ... meer laten zien

Roget 233: limit, boundary, bounds, confine, enclave, term, bourn, verge, curbstone, but, pale, reservation; termination, terminus; ... meer laten zien

Nederlands: sluis, sluisdeur, spui, spuisluis, uitwateringssluis, verlaat, zijl

werkwoord

1 sluice

Pour as if from a sluice:
— An aggressive tide sluiced across the barrier reef.

synoniem: sluice down.

2 sluice

Irrigate with water from a sluice:
— Sluice the earth.

synoniem: flush.

3 sluice

Transport in or send down a sluice.

4 sluice

Draw through a sluice.


Moby betekeniswoordenboek: aboideau, air lock, aqueduct, arroyo, avenue, baptize, bath, bathe, bed, blow out, blowhole, canal, channel, chute, cloaca, cloaca maxima, creek bed, culvert, debouch, deluge ... meer laten zien.

Vind elders meer over sluice: etymologie - rijmwoorden - Wikipedia.

debug info: 0.0419