Engelse synoniemen over ons - contact  

naar bijbehorend lemma

naar bijbehorend lemma

naar bijbehorend lemma

naar bijbehorend lemma

tailor

zelfstandig naamwoord

1 tailor

A person whose occupation is making and altering garments.

synoniemen: sartor, seamster.

Roget 225: clothing, investment; covering etc. 223; dress, raiment, drapery, costume, attire, guise, toilet, toilette, trim; ... meer laten zien

Roget 690: doer, actor, agent, performer, perpetrator, operator; executor, executrix; practitioner, worker, stager.    bee, ant, working bee, ... meer laten zien

Nederlands: kleermaakster, coupeur, diner, kleermaker, snijder, tailleur
Pools: krawiec

werkwoord

1 tailor

Adjust to a specific need or market:
— Tailor your needs to your surroundings.

synoniem: orient.

2 tailor

Style and tailor in a certain fashion.

synoniem: cut.

3 tailor

Create (clothes) with cloth.

synoniemen: sew, tailor-make.

Nederlands: aannaaien


Moby betekeniswoordenboek: accommodate, accord, accustom, adapt, adjust, adjust to, alter, assimilate, attune, block out, busheler, bushelman, carve, cast, change, chisel, clothier, conform, convert, coordinate ... meer laten zien.

Vind elders meer over tailor: etymologie - rijmwoorden - Wikipedia.

debug info: 0.0382