Engelse synoniemen over ons - contact  

naar bijbehorend lemma

naar bijbehorend lemma

naar bijbehorend lemma

housing

zelfstandig naamwoord

1 housing

Structures collectively in which people are housed.

synoniemen: living accommodations, lodging.

Roget 189: abode, dwelling, lodging, domicile, residence, apartment, place, digs, pad, address, habitation, where one's lot is cast, local habitation, berth, ... meer laten zien

Roget 223: covering, cover; baldachin, baldachino, baldaquin; canopy, tilt, awning, tent, marquee, tente d'abri [Fr.], umbrella, parasol, sunshade; ... meer laten zien

Nederlands: huisvesting, rustplaats, slaapgelegenheid, slaapplaats

2 housing

A protective cover designed to contain or support a mechanical component.

Nederlands: woonklimaat, woonomstandigheden, woonsituatie

3 housing

Stable gear consisting of a decorated covering for a horse, especially (formerly) for a warhorse.

synoniemen: caparison, trapping.

Roget 225: clothing, investment; covering etc. 223; dress, raiment, drapery, costume, attire, guise, toilet, toilette, trim; ... meer laten zien

Nederlands: het in klemmen vangen, sjabrak, zadeldek, zadelkleed
Pools: kropierz


Moby betekeniswoordenboek: accommodation, accommodations, architectonic, architectural, assembly-line housing, berth, billeting, blanket, box, building, cabinet, caparison, case, casing, chassis, cloak, coat, console, constructional, container ... meer laten zien.

Vind elders meer over housing: etymologie - rijmwoorden - Wikipedia.

debug info: 0.0362