Engelse synoniemen over ons - contact  

naar bijbehorend lemma

naar bijbehorend lemma

naar bijbehorend lemma

brag

zelfstandig naamwoord

1 brag

An instance of boastful talk:
— His brag is worse than his fight.

synoniemen: bragging, crow, crowing, gasconade, line-shooting, vaporing.

Roget 840: amusement, entertainment, recreation, fun, game, fun and games; diversion, divertissement; reaction, solace; pastime, passetemps [Fr.], sport; ... meer laten zien

Roget 884: boasting etc. v.; boast, vaunt, crake; pretense, pretensions; puff, puffery; flourish, fanfaronade; gasconade; ... meer laten zien

werkwoord

1 brag

Show off.

synoniemen: blow, bluster, boast, gas, gasconade, shoot a line, swash, tout, vaunt.

Roget 884: boast, make a boast of, brag, vaunt, Puff, show off, flourish, crake, crack, trumpet, strut, swagger, vapor; blague, ... meer laten zien

Nederlands: bluffen, grootspreken, ophakken, opscheppen, opsnijden, patsen, pochen, snoeven

bijvoeglijk naamwoord

1 brag

Exceptionally good:
— His brag cornfield.

synoniem: boss.


Moby betekeniswoordenboek: Captain Bobadil, Gascon, Texan, big mouth, blow, blower, blowhard, bluff, bluster, bluster and bluff, blusterer, boast, boaster, boastfulness, boasting, bombast, bounce, braggadocio, braggart, braggartism ... meer laten zien.

Vind elders meer over brag: etymologie - rijmwoorden - Wikipedia.

debug info: 0.0343