Engelse synoniemen over ons - contact  

naar bijbehorend lemma

naar bijbehorend lemma

interim

zelfstandig naamwoord

1 interim

The time between one event, process, or period and another.

synoniemen: lag, meantime, meanwhile.

Roget 198: interval, interspace; separation etc. 44; break, gap, opening; hole etc. 260; chasm, hiatus, caesura; ... meer laten zien

Roget 106: time, duration; period, term, stage, space, span, spell, season; the whole time, the whole period; space-time; course ... meer laten zien

Roget 120: synchronism; coexistence, coincidence; simultaneousness, simultaneity etc. adj.; concurrence, concomitance, unity of time, interim.    [Having equal times] isochronism.    contemporary, ... meer laten zien

Nederlands: onderwijl, ondertussen, terwijl, intussen, inmiddels, interim

bijvoeglijk naamwoord

1 interim

Serving during an intermediate interval of time.


Moby betekeniswoordenboek: abeyance, acting, ad interim, afterthought, bind, block, blockage, breach, break, bureaucratic delay, caesura, cease-fire, cessation, clearance, day off, delay, delayage, delayed reaction, detention, discontinuity ... meer laten zien.

Vind elders meer over interim: etymologie - rijmwoorden - Wikipedia.

debug info: 0.0297