Engelse synoniemen over ons - contact  

naar bijbehorend lemma

naar bijbehorend lemma

naar bijbehorend lemma

naar bijbehorend lemma

naar bijbehorend lemma

naar bijbehorend lemma

ship

zelfstandig naamwoord

1 ship

A vessel that carries passengers or freight.

Roget 267: navigation; aquatics; boating, yachting; ship etc. 273; oar, paddle, screw, sail, canvas, aileron.    natation, ... meer laten zien

Roget 273: ship, vessel, sail; craft, bottom.    navy, marine, fleet, flotilla; shipping.    man of war etc. (combatant) 726; ... meer laten zien

Roget 271: carrier, porter, bearer, tranter, conveyer; cargador; express, expressman; stevedore, coolie; conductor, locomotive, motor.    ... meer laten zien

Nederlands: kiel, schip
Pools: statek wodny, statek

werkwoord

1 ship

Transport commercially.

synoniemen: send, transport.

Roget 270: transfer, transmit, transport, transplace, transplant, translocate; convey, carry, bear, fetch and carry; carry over, ferry over; hand pass, forward; ... meer laten zien

Nederlands: doorgeven, verschepen

2 ship

Hire for work on a ship.

3 ship

Go on board.

synoniem: embark.

Nederlands: embarkeren, inschepen

4 ship

Travel by ship.

5 ship

Place on board a ship.


Moby betekeniswoordenboek: Graf Zeppelin, address, aeroplane, aerostat, air-express, aircraft, airfreight, airmail, airplane, airship, argosy, ark, avion, back, bag, balance rudder, ballonet, balloon, barge, barrel ... meer laten zien.

Vind elders meer over ship: etymologie - rijmwoorden - Wikipedia.

debug info: 0.0394