Engelse synoniemen over ons - contact  

naar bijbehorend lemma

naar bijbehorend lemma

naar bijbehorend lemma

naar bijbehorend lemma

naar bijbehorend lemma

naar bijbehorend lemma

naar bijbehorend lemma

naar bijbehorend lemma

naar bijbehorend lemma

naar bijbehorend lemma

naar bijbehorend lemma

naar bijbehorend lemma

naar bijbehorend lemma

naar bijbehorend lemma

naar bijbehorend lemma

naar bijbehorend lemma

naar bijbehorend lemma

naar bijbehorend lemma

naar bijbehorend lemma

naar bijbehorend lemma

stripping

zelfstandig naamwoord

1 stripping

The removal of covering.

synoniemen: baring, denudation, husking, uncovering.

Pools: denudacja


Vind elders meer over stripping: etymologie - rijmwoorden - Wikipedia.

strip

zelfstandig naamwoord

1 strip

A relatively long narrow piece of something.

Nederlands: strook

2 strip

Artifact consisting of a narrow flat piece of material.

synoniem: slip.

Roget 203: narrowness etc. adj.; closeness, exility; exiguity etc. (little) 193.    line; hair's breadth, finger's breadth; strip, streak, ... meer laten zien

Roget 205: filament, line; fiber, fibril; funicle, vein; hair, capillament, cilium, cilia, pilus, pili; tendril, gossamer; ... meer laten zien

Nederlands: reep
Pools: pasek

3 strip

An airfield without normal airport facilities.

synoniemen: airstrip, flight strip, landing strip.

Nederlands: landingsbaan
Pools: lÄ…dowisko

4 strip

A sequence of drawings telling a story in a newspaper or comic book.

synoniemen: cartoon strip, comic strip, funnies.

Nederlands: stripboek, beeldverhaal, comic, strip, stripverhaal

5 strip

Thin piece of wood or metal.

Nederlands: lat

6 strip

A form of erotic entertainment in which a dancer gradually undresses to music:
— She did a strip right in front of everyone.

synoniemen: strip show, striptease.

Nederlands: striptease
Pools: striptiz

werkwoord

1 strip

Take away possessions from someone:
— The Nazis stripped the Jews of all their assets.

synoniemen: deprive, divest.

Nederlands: ontzeggen, afjatten, afnemen, afpakken, afpikken, benemen, ontnemen, ontstelen

2 strip

Get undressed:
— She strips in front of strangers every night for a living.

synoniemen: discase, disrobe, peel, strip down, uncase, unclothe, undress.

Roget 226: divest; uncover etc. (cover) etc. 223; denude, bare, strip; disfurnish; undress, disrobe etc. (dress, enrobe) ... meer laten zien

Nederlands: uitpakken, uitkleden, ontkleden, uittrekken

3 strip

Remove the surface from.

Nederlands: afhalen, stropen

4 strip

Remove substances from by a percolating liquid.

synoniem: leach.

5 strip

Lay bare.

synoniemen: bare, denudate, denude.

Nederlands: ontbloten

6 strip

Steal goods; take as spoils.

synoniemen: despoil, foray, loot, pillage, plunder, ransack, reave, rifle.

Roget 789: take, catch, hook, nab, bag, sack, pocket, put into one's pocket; receive; accept.    reap, crop, cull, ... meer laten zien

Roget 791: steal, thieve, rob, mug, purloin, pilfer, filch, prig, bag, nim, crib, cabbage, palm; abstract; ... meer laten zien

Nederlands: ontvreemden, brandschatten, roven, plunderen, beroven, uitschudden

7 strip

Remove all contents or possession from, or empty completely.

synoniem: clean.

8 strip

Strip the cured leaves from.

9 strip

Remove the thread (of screws).

10 strip

Remove a constituent from a liquid.

11 strip

Take off or remove:
— Strip a wall of its wallpaper.

synoniem: dismantle.

12 strip

Draw the last milk (of cows).

13 strip

Remove (someone's or one's own) clothes.

synoniemen: disinvest, divest, undress.

Nederlands: uitkleden


Moby betekeniswoordenboek: Mystik tape, Scotch tape, abscind, adhesive tape, airstrip, amputate, annihilate, apron, ban, band, bandage, bandeau, bankrupt, bar, bare, bark, batten, belt, bereave, billet ... meer laten zien.

Vind elders meer over strip: etymologie - rijmwoorden - Wikipedia.

debug info: 0.1558